Les 5a: inhoud (m³) - Schakeltrajecten Nederland

Thema: Meten en meetkunde
Onderdeel: inhoud (m³)
Niveau: op weg naar 1f
Taalniveau: A1 – A2
Leerdoel: inhoud berekenen, zonder omrekenen

Je rekent bij inhoud hoeveel erin kan.

Wanneer je gaat rekenen met inhoud, praat je over liters of vaak m³. Vaak zie je in de toetsen dat het gaat over een zwembad vullen of rekenen hoeveel water er in een zwembad zit.

Uitleg: Inhoud is het uitrekenen

Als je een doos hebt en er iets mee wil doen, zoals het vullen, erin leggen, volstoppen, etc. moet je uitrekenen hoeveel er in kan. Je kijkt dan naar de inhoud.

Om de inhoud te berekenen moet je de lengte x de breedte x de hoogte doen. Kortom: INHOUD= L x B x H.

Inhoud bereken je met drie randen; de lengte, hoogte en breedte; daarom schrijf je het antwoord altijd met een ³ achter de meeteenheid. Bijvoorbeeld: als deze doos 3 decimeter breed is, 2 decimeter lang en 2 decimeter hoog, dan is de oppervlakte 2 x 3 x 2 = 12 dm³.

Dit spreek je uit als 12 kubieke decimeter.

Voorbeeldfilmpje:

Iets met een -³, zoals m³ spreek je uit als “kubieke”

Opdracht 0: algemene regels

0a) Wat is de formule als je je inhoud berekend.

0b) Wat reken je uit als je de inhoud van een figuur berekend?

0c) Als een figuur een inhoud van 150 dm heeft, hoe spreek je dat dan uit?
A) 150 vierkante decameter
B) 150 kubieke decameter
C) 150 vierkante decimeter
D) 150 kubieke decimeter

Opdracht 1: schrijf in je schrift hoe je het uitspreekt.

A) 3 m³ :

B) 27 cm³ :

C) 12,5 km ³